animeer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ani·meer

Werkwoord

vervoeging van
animeren

animeer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van animeren
    • Ik animeer. 
  2. gebiedende wijs van animeren
    • Animeer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van animeren
    • Animeer je?