angisa

Uit WikiWoordenboek
1. Een angisa uit de collectie van het Tropenmuseum (obj.nr. 3325-213).

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·gi·sa
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord angisa angisa's
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de angisav / m

  1. (kleding) (Suriname) vierkante gesteven doek die over het hoofdhaar wordt gedrapeerd
    • Een goed gebonden angisa wordt op- en afgezet als een hoed. De bindwijze van de angisa, de wijze waarop de linten op de rug van het jaki gevouwen zijn en de manier waarop de pangi (een lap stof) over de schouder wordt gedragen, zeggen iets over de gemoedstoestand van de draagster of hebben een symbolische betekenis. [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

6 % van de Nederlanders;
5 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen