angioom
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- an·gi·oom
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘vaatgezwel’ voor het eerst aangetroffen in 1912 [1]
- met het voorvoegsel angio- met het achtervoegsel -oom [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | angioom | angiomen |
verkleinwoord | angioompje | angioompjes |
Zelfstandig naamwoord
het angioom o
- (medisch) goedaardig gezwel in haarvaten
Gangbaarheid
- Het woord 'angioom' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.