ancien

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • an·cien
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ancien anciens
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de ancienm

  1. iemand die ergens al lang actief is en daardoor zeer ervaren is
    • De tijd waarin de ancien op de werkvloer automatisch gepromoveerd werd tot leidinggevende, ligt lang achter ons. Vandaag heeft slechts 28% van de werkende vijftigplussers een verantwoordelijke die even oud is of ouder. [1]
Synoniemen
Verwante begrippen

naar de vorm, ook ontleend aan het Frans:

Gangbaarheid

55 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen


Frans

Uitspraak
  enkelvoud meervoud
  mannelijk   ancien anciens
  vrouwelijk   ancienne anciennes

Bijvoeglijk naamwoord

ancien

  1. oud, ouderwets, antiek
  enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
mannelijk   ancien     l'ancien     anciens     les anciens  
vrouwelijk   ancienne     l'ancienne     anciennes     les anciennes  

Zelfstandig naamwoord

ancien m

  1. oudgediende, ouderling