anachronisme

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ana·chro·nis·me
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘fout m.b.t. tijdrekening’ voor het eerst aangetroffen in 1734 [1]
  • van het Griekse 'ana khrónon' (verspreid over de tijd) met het achtervoegsel -isme [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord anachronisme anachronismen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het anachronismeo

  1. een al dan niet gewilde inbreuk op of breuk in de chronologische consistentie van toestanden of gebeurtenissen
  2. persoon of zaak die niet thuishoort in het betrokken tijdvak
     Maar je kon in Venetië niet van anachronismen spreken. De moderne tijd was een anachronisme in deze stad die op geen enkele manier was toegerust voor productiviteit, haast of nut. Hier was de tijd blijven zweven in melancholie en heimwee naar de droom van een schaduw van een rinkelend verleden.[3]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen