amortiseert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • amor·ti·seert

Werkwoord

vervoeging van
amortiseren

amortiseert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amortiseren
    • Jij amortiseert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amortiseren
    • Hij amortiseert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van amortiseren
    • Amortiseert!