amistarse
Uiterlijk
- a·mis·tar·se
amistarse
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
amistarse |
amistaba |
amistado |
volledig |
- wederkerend bevriend geraken, bevriend worden
- wederkerend zich verzoenen, biechten
- [2] reconciliarse