amendeert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • amen·deert

Werkwoord

vervoeging van
amenderen

amendeert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amenderen
    • Jij amendeert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van amenderen
    • Hij amendeert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van amenderen
    • Amendeert!