ambtgenoot

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Minister-president Rutte groet zijn ambtgenoot Netanyahu
Uitspraak
Woordafbreking
  • ambt·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ambtgenoot ambtgenoten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

ambtgenoot m [1]

  1. iemand die een gelijkt beroep of ambt beoefent
    • Noord-Korea heeft woensdagochtend opnieuw een raket afgevuurd richting Japan. Dat gebeurt aan de vooravond van het bezoek van de Chinese president Xi Jinping aan zijn Amerikaanse ambtgenoot Donald Trump. ‘Noord-Korea’ is een van de gespreksonderwerpen die in Florida aan de orde komen. De lancering woensdagochtend betrof een middenlange afstandsraket. Die werd afgeschoten nabij de stad Sinpo en kwam na zestig kilometer terecht in de Japanse Zee. In februari werden vergelijkbare raketten afgevuurd, die dichtbij Japan kwamen. De verste afstand werd in augustus bereikt, toen Noord-Korea een raket afschoot die 500 kilometer ver kwam. [2] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen