ambeteren

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • am·be·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Frans

Werkwoord

ambeteren

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
ambeteren
ambeteerde
geambeteerd
zwak -d volledig
  1. iemand lastig vallen; iemand hinderen
    • Het initiatief werd op poten gezet 'omdat we niet het crapuul zijn dat men wil laten geloven dat we zijn', zo luidt het op de Facebookpagina. 'Je moppert omdat je je gegijzeld voelt, omdat de media je ervan overtuigen dat het spoorwegpersoneel alleen maar staakt om je te ambeteren. [1] 
    • Volgens de krant, die bronnen binnen de meerderheid inroept, blijft de dotatie toch bestaan - 'onder één of andere vorm'. Zo laten zeker de Franstalige partijen aan de krant verstaan dat niemand binnen de meerderheid zin heeft om Astrid en Laurent te 'ambeteren'. [2] 
    • 'Ik heb de voorbije weken gezien dat Mathew (Ryan, nvdr.), Victor (Vazquez, nvdr.) en de laatste dagen ook de jonge gasten hun contracten verlengden. Dus heb ik besloten om er nog een jaartje bij te doen en die jongens een beetje te ambeteren. [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

16 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. De Standaard 13/12/2015 door mtm Spoorstaking: stakers bieden studenten rit naar examen aan
  2. De Standaard 27/08/2012 om 15:24 door bbd, fle Dotatie Laurent helemaal niet zo zeker
  3. De Standaard 09/01/2015 door Jef Van Hoofstat Timmy Simons doet er nog een jaartje bij: 'Wil nog prijzen pakken'
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be