amateurkampioenschap

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ama·teur·kam·pi·oen·schap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord amateurkampioenschap amateurkampioenschappen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het amateurkampioenschapo

  1. (sport) de kampioenstitel voor sporters die een sport als hobby uitoefenen
     Voor Pierre Verlaar viel het doek. Hij greep een ticket voor dit toernooi door het Open Qatarese amateurkampioenschap te winnen. Met +6 werd hij 114de.[2]
     Oss speelt nu om het algemeen amateurkampioenschap tegen IJsselmeervogels, dat de zaterdagtitel naar zich toe trok. De winnaar van die tweestrijd mag naar de eerste divisie promoveren. De Vogels hebben echter al aangegeven hier geen gebruik van te willen maken, zodat Oss ook bij een nederlaag promoveert. Oss neemt in de Jupiler League de plaats in van het gedegradeerde Almere City FC.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2023 Weblink bron “Luiten overleeft de cut in Qatar” (Vrijdag 27 januari 2017, 17:09), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2023 Weblink bron “Oss keert terug in Jupiler League” (Zondag 15 mei 2011, 17:03), NOS