alziend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

het alziend oog in de Sint-Jan ten Den-Bosch
Uitspraak
Woordafbreking
  • al·ziend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen alziend
verbogen alziende
partitief alziends

Bijvoeglijk naamwoord

alziend [1]

  1. alles ziende
    • Fahrenholz heeft in Two A.M. de grote lijnen van Nach Mitternacht gevolgd. Keuns roman beschrijft gebeurtenissen gedurende twee dagen in Frankfurt. Sanna groeit op bij haar tante op het platteland en vertrekt naar Frankfurt, waar zij in een artistiek milieu van bohemiens terechtkomt. Zij en haar vrienden moeten kiezen tussen onderwerping aan het regime of een zelfstandig leven. Sanna’s vriend Franz wordt gearresteerd wegens antifascistische sympathieën. Hij zegt: „Voor een mens in Duitsland is het volkomen onmogelijk om te weten wat hij moet zijn, wat hij moet willen en wat hij moet zeggen.” Tante, lid van de NS-Frauenschaft, verraadt Sanna aan de Gestapo. Sanna en Franz ontsnappen na middernacht. In Two A.M. laat de slotscène zien dat de vlucht van Sanna en Franz waargenomen wordt door de alziende Watchers en dus vergeefs zal zijn. [2] 
    • Het is nog maar een plan, maar het klinkt als een onafwendbaar feit. Minister Kamp (Sociale Zaken, VVD) overweegt in kindercrèches camerabewaking in te voeren. Aanleiding is de zedenzaak in een Amsterdamse crèche waar Robert M. talloze kinderen ongemerkt kon misbruiken. Dat heeft serieuze vragen opgeleverd over controle en toezicht. Zoals vaker wordt dan gegrepen naar de bewakingscamera. Dat middel heeft de afgelopen tien jaar een enorme vlucht genomen. Deels omdat camera’s goedkoper en efficiënter werden. Zo kwam permanent toezicht binnen bereik van ieder die iets heeft te bewaken of te controleren. De burger is zo gewend geraakt aan het alziend cameraoog in winkels, stadions, openbaar vervoer, snelwegen, et cetera. Dankzij de pc en de gsm is de burger de videocam ook zelf voor alle mogelijke vormen van communicatie gaan gebruiken. [3] 
Synoniemen
Verwante begrippen
Antoniemen

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Janneke Wesseling 14 december 2016
  3. NRC 11 augustus 2011
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be