altruïste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·truïs·te, al·tru·is·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord altruïste altruïstes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de altruïstev

  1. vrouw die helpt zonder eigen voordeel
    • „Ik ben nog jong. Ik kan nog niet alleen aan geld denken. Ik kan mijn werk er niet aan geven, daarvoor geeft het nog te veel morele bevrediging en ik heb enig perspectief."
      „Honderd roebel per maand méér, dat is je perspectief", smaalt haar man. Met gespeelde wanhoop: „Ik ben met een altruïste getrouwd."
       [1]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

Verwijzingen