alpenstokjes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·pen·stok·jes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de alpenstokjesmv

  1. verkleinwoord meervoud van het zelfstandig naamwoord alpenstok
     Dra komen ze tusschen de bergen, en daar op die steile wegen,
    Hadden ze stellig driemaal daags een ongeluk gekregen,
    Zoo niet Willem twee lieve Alpenstokjes had gekocht,
    Waarmee ze de fraaiste plekjes achtereenvolgens hebben bezocht.
    [1]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 10 februari 2020 Weblink bron “Aandoenlijk, hartroerend, edoch waarachtig verhaal van het huwelijksreisje van Jhr. Mr. Willem Jan Quintus en mejuffrouw Scheltina Anna Ida Geertruida Kool” (1874)