almacht

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·macht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord almacht -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de almachtv / m

  1. absolute macht, macht over alles
    • Van god wordt gezegd dat hij almacht heeft. 
Vertalingen

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen