allround

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • all·round
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘in alle opzichten bedreven’ voor het eerst aangetroffen in 1924 [1]
  • samenstelling van  all  en  round  [2]
stellend
onverbogen allround
verbogen
partitief allrounds

Bijvoeglijk naamwoord

allround

  1. veelzijdig, van alle markten thuis zijn
    • Een huisarts is een allround arts dus geen specialist 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen