allemansvriend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • al·le·mans·vriend
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord allemansvriend allemansvrienden
verkleinwoord allemansvriendje allemansvriendjes

Zelfstandig naamwoord

allemansvriend m [2]

  1. iemand die door iedereen geliefd is en geen vijanden heeft
    • The Weeknd bevindt zich in een lastige spagaat tussen luchtige popmuziek en de heftige emoties die Tesfaye wil overbrengen. „When I’m fucked up, that’s the real me” zong hij in ‘The Hills’. De echte Abel Tesfaye is helemaal niet fucked up: hij gedroeg zich als een vriendelijke popzanger die keihard zijn best doet, maar die wat hulp op het podium kan gebruiken om meer te zijn dan een solitaire allemansvriend onder een indrukwekkende lichtinstallatie.[3]  
  2. iemand die met iedereen bevriend wil zijn (vaak met een ongunstige bijbetekenis)
    • Argwaan bestond niet bij de jeugdspelers van HFC Haarlem, in de leeftijd van 12 en 13 jaar. We vonden het vooral leuk wanneer de materiaalman van het eerste elftal ons uitnodigde om te komen logeren. Hij stond bekend als een allemansvriend, wiens aanzien onder de jeugd voortkwam uit vrijgevigheid, zijn omgang met spelers van het eerste team en de logeerpartijtjes bij hem thuis. Zaterdagavond keten, ’s zondags naar Walibi. „We vonden het stoer om naar hem te gaan”, zegt een teamgenoot van toen, die anders dan ik wel mocht van zijn ouders. „Bij hem mochten we alcohol drinken.”[4] 
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. allemansvriend op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. NRC Jan Vollaard 25 februari 2017
  4. NRC Fabian van der Poll 23 december 2016