aliëneert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ali·e·neert

Werkwoord

vervoeging van
aliëneren

aliëneert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aliëneren
    • Jij aliëneert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aliëneren
    • Hij aliëneert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aliëneren
    • Aliëneert! 

Gangbaarheid