algemein

Uit WikiWoordenboek

Limburgs

Uitspraak

Bijvoeglijk naamwoord

algemein

  1. (Hooglimburgs) algemeen

Zelfstandig naamwoord

algemein o

  1. (Hooglimburgs) algemeen
    «In g'm algemeine zeen de kinjer ömmer vrekker gewaore.»
    Over het algemeen zijn de kinderen steeds luidruchtiger geworden.
Verbuiging