Naar inhoud springen

algebraïsch

Uit WikiWoordenboek
  • al·ge·bra·isch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen algebraïsch algebraïscher
verbogen algebraïsche algebraïschere
partitief algebraïsch algebraïschers -

algebraïsch

  1. betrekking hebbend op de algebra, gebaseerd zijn op de algebra
    • Het is absurd de toekomst van kinderen te laten dicteren door selectieve toetsen op zo’n smalle basis. De Citoscore wordt misbruikt als een maakbaarheidsinstrument, in plaats van als nuttige steun in de voortgang van het onderwijs. De uitslag wordt gezien als een eigenschap van een individu, zoals de kleur van diens ogen; of erger nog, een eigenschap die bepalend is voor dat individu. De vorderingen van leerlingen op een algebraïsche manier meten is zoiets als als de schedelmetingen in de negentiende eeuw. Het lijkt exact, maar het is een bezweringsformule gebaseerd op de schijnzekerheid van getallen.[1] 
    • „Je kunt er alle kanten mee uit. X. Y. Sterk. Prozaïsch. Vol met de energie van het onbekende. X en y zijn de peilers voor een algebraïsch vraagstuk. Ze staan voor het mannelijke chromosoom tegenover het vrouwelijke XX. Ze verwijzen naar het gesloten dossier, naar de onopgeloste misdaad.”[2]  
78 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[3]
  1. NRC Vincent Icke 20 februari 2012
  2. NRC Joyce Roodnat 4 april 2011
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be