alcanzar
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Spaans
Uitspraak
- IPA: /al.kanˈθaɾ/
Woordafbreking
- al·can·zar
Werkwoord
alcanzar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
alcanzar |
alcanzaba |
alcanzado |
volledig |
- onovergankelijk (~ a/hasta) bereiken, reiken tot (geluid)
- voldoende zijn
- er in slagen om
- overgankelijk inhalen, halen
- bereiken
- pakken, grijpen
- begrijpen, snappen
- beleven, meemaken