alarmeerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: alarmeerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- alar·meer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
alarmeren |
alarmeerde
- enkelvoud verleden tijd van alarmeren
- Ik alarmeerde.
- Jij alarmeerde.
- Hij, zij, het alarmeerde.
- Ik alarmeerde.