akolei

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

akolei
Uitspraak
Woordafbreking
  • ako·lei
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord akolei akoleien
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de akoleiv / m

  1. een geslacht van kruidachtige, winterharde, vaste planten uit de ranonkelfamilie (Ranunculaceae)
    • De akolei is het zinnebeeld van ootmoed en liefde. 
    • Voorlopig rijdt de taxi naar twee gebieden die volgens de folder “Limburg op zijn mooist” vertonen: de boswachterij Vaals en het Gerendal. Dat laatste, tussen Valkenburg en Gulpen, is een zogenoemd droogdal, gevormd door afstromend regenwater en gesmolten sneeuw. De hellingen zijn voornamelijk bedekt met loofbos. Er groeien zeldzame plantesoorten, waaronder orchideeën, de wilde akelei en het peperboompje, dat elders in Nederland niet voorkomt. [3] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

29 % van de Nederlanders;
38 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen