agraciar
Spaans
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
agraciar |
agraciaba |
agraciado |
volledig |
Werkwoord
agraciar
Woordafbreking
- a·gra·ciar
- overgankelijk
- verfraaien, sieren, flatteren, mooi maken
- belonen, bekronen, gratie verlenen