agglomeratie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ag·glo·me·ra·tie
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord agglomeratie agglomeraties
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de agglomeratiev

  1. grote stad met de daaraan vastgegroeide steden en dorpen
    • Rabat, de hoofdstad van Marokko, heeft bijna 600.000 inwoners, de agglomeratie rond de twee miljoen. (Joram Bolle NRC 13 maart 2016)  
Synoniemen
  1. stedelijk gebied
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

89 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen