Naar inhoud springen

afzwoer

Uit WikiWoordenboek
  • af·zwoer
vervoeging van
afzweren

afzwoer

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van afzweren
    • ... dat ik afzwoer. 
    • ... dat jij afzwoer. 
    • ... dat hij, zij, het afzwoer.