afzwakken
Uiterlijk
- af·zwak·ken
- samenstelling van af bw en zwakken ww
afzwakken [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afzwakken |
zwakte af |
afgezwakt |
zwak -t | volledig |
- minder sterk worden
- De wind zwakt af zodat we mogen hopen dat de wind gaat liggen.
- De regen leek daarnet af te zwakken, maar stopte niet; en toen, in een abrupte overgang van toon, werd hij nog heviger, nog duchtiger, alsof het voorafgaande slechts een prelude is geweest voor het echte plenswerk. [2]
- Het Preventieakkoord is bedoeld om roken, overgewicht en alcoholgebruik terug te dringen. Drie experts die erover onderhandelden, betwijfelen of de afspraken hard genoeg zijn. Tegelijk wil de VVD alweer delen afzwakken. [3]
- van een mening dat die minder uitgesproken zal zijn
- Hij moest zijn zeer uitgesproken mening t.o.v. kernenergie afzwakken toen hij de nieuwe gegevens analyseerde.
- Het woord afzwakken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afzwakken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Valens, AntonHet compostcirculatieplan 2016 ISBN 978-90-254-4685-7 pagina 15
- ↑ NRC Pim van den Dool 2 september 2019 Gezonder leven, hoe snel moet dat gaan?
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %