afzie

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·zie

Werkwoord

vervoeging van
afzien

afzie

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzien
    • ... dat ik afzie. 

Werkwoord

vervoeging van
afzien

afzie

  1. (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van afzien
    • ... dat men afzie.