afzender

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·zen·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afzender afzenders
verkleinwoord afzendertje afzendertjes

Zelfstandig naamwoord

de afzenderm

  1. iemand die iets naar een adres verzendt, de verzender
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen