afweren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·we·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
afweren
weerde af
afgeweerd
zwak -d volledig

Werkwoord

afweren

  1. overgankelijk een aanval neutraliseren
    • De onverhoedse aanval werd ternauwernood afgeweerd. 
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be