afvoercapaciteit
Uiterlijk
- af·voer·ca·pa·ci·teit
- samenstelling van afvoer zn en capaciteit zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afvoercapaciteit | afvoercapaciteiten |
verkleinwoord |
de afvoercapaciteit v
- (waterbeheer) de hoeveelheid water die een rivier kan afvoeren zonder te overstromen
- ▸ Bas Jonkman, hoogleraar Waterbouwkunde aan de TU Delft heeft het probleem bestudeerd. Hij ontwierp een plan om Houston te helpen met de wateroverlast. "De stad wil groeien, maar je moet een manier vinden waarop je daarmee omgaat. Je hebt genoeg afvoercapaciteit nodig: Houston ligt in het stroomgebied van 22 rivieren."[1]
- Het woord afvoercapaciteit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Het dilemma van Houston: vluchten of erop gokken dat het meevalt?” (Maandag 28 augustus 2017, 11:01), NOS