afvallingskoers

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·val·lings·koers
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afvallingskoers afvallingskoersen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de afvallingskoersv / m

  1. (wielrennen) wielerwedstrijd waarbij steeds de laatste renner of ploeg uit de race wordt genomen
     De flamboyante Van Schip, die op de weg uitkomt voor Roompot-Charles, won het eerste onderdeel (de scratch) en eindigde als tweede in de afvallingskoers. In de temporace werd hij slechts elfde, waardoor Van Schip als derde in de rangschikking begon aan de puntenkoers.[1]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 6 maart 2023 Weblink bron “Tweede WB-zege Van Riessen, Büchli schittert op koningsnummer” (Zondag 2 december 2018, 19:29), NOS