afvalemmer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

afvalemmer
Uitspraak
Woordafbreking
  • af·val·em·mer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord afvalemmer afvalemmers
verkleinwoord afvalemmertje afvalemmertjes

Zelfstandig naamwoord

de afvalemmerm

  1. een bak waarin men afval kan doen
     Later, na het opbaren, zouden de eigenaars van die handen hun latex handschoenen afstropen en in een met een hemelsblauwe vuilniszak beklede afvalemmer werpen, zoals een hoer zich op de afwerkplek van gebruikte condooms ontdoet.[2]
     Plastic handschoenen mogen niet in de afvalemmer voor plastic[3]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Tonio : een requiemroman” (2011), De Bezige Bij op Wikipedia, ISBN 9789023467014
  3. Bronlink geraadpleegd op 14 maart 2022 Weblink bron “Plastic handschoenen mogen niet in de afvalemmer voor plastic” (12-05-2020), NOS