aftrekbaarheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·trek·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aftrekbaarheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aftrekbaarheidv

  1. het in mindering mogen brengen op het belastbaar inkomen van bepaalde kosten en uitgaven
     VVD en PvdA ruilden tijdens de formatie van het nieuwe kabinet veel onderwerpen uit. Zo leverde de VVD de volledige aftrekbaarheid van de hypotheekrente in en legde de PvdA zich neer bij een ingreep in de duur van de WW. De twee partijen wilden geen waterige compromissen sluiten.[1]
     Het tweede kabinet-Lubbers viel er ooit over: het reiskostenforfait. De aftrekbaarheid van reiskosten is ingevoerd in een tijd (1964), waarin de woningnood hoog was en mensen vaak dwong om ver van hun werk te wonen.[2]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron
    Wilco Boom
    “Verbeet kritisch over 'uitruilformatie'” (Maandag 31 december 2012, 06:57), NOS
  2. Bronlink geraadpleegd op 17 november 2022 Weblink bron “Het reiskostenforfait in 1989” (Dinsdag 15 mei 2012, 19:23), NOS