aftopping

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·top·ping
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aftopping aftoppingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de aftoppingv

  1. verlagen van de hoogste waarden
    • Cohen noemde dat maandag 'een te lichtvoetige reactie'. De PvdA bepleit al langer een Nationaal Woonakkoord, waaronder zoveel mogelijk politieke partijen en belangenverenigingen uit de koop- en huursector hun handtekening moeten zetten. Tot nu toe wilde de PvdA, na aftopping, daarmee de hypotheekrenteaftrek 'veiligstellen'. [2] 
    • In oktober waarschuwde het fonds voor een sterker dan verwachte aftopping van de groei in landen als China, Brazilië en India. Maar in de afgelopen paar maanden kwamen er uit met name de Verenigde Staten en Groot-Brittannië onverwacht sterke groeicijfers. Dat zou aanleiding kunnen vormen voor een nieuwe herziening door het IMF. [3] 
    • Ook het aantal veel verdienende televisiepresentatoren is volgens Dekker flink gedaald: van 31 naar 6 nu. Hij wil dat dat aantal verder daalt naar drie en daarna naar nul. Presentatoren vallen nu nog niet onder de WNT. In de nieuwste aanpassing van de wet geldt de aftopping niet alleen voor bestuurders maar ook voor ander personeel in publieke organisaties. Deze derde wijziging is nog in behandeling in het parlement. [4] 

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
76 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen