aftands

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·tands
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen aftands aftandser aftandst
verbogen aftandse aftandsere aftandste
partitief aftands aftandsers -

Bijvoeglijk naamwoord

aftands

  1. ouderwets en niet meer bij de tijd
    • Het aftandse huis werd vorig jaar gesloopt. 

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen