aftakte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·tak·te

Werkwoord

vervoeging van
aftakken

aftakte

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van aftakken
    • ... dat ik aftakte. 
    • ... dat jij aftakte. 
    • ... dat hij, zij, het aftakte. 

Gangbaarheid