afsta
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·sta
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afstaan |
afsta
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afstaan
- ... dat ik afsta.
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afstaan |
afsta
- (in een bijzin) enkelvoud tegenwoordige tijd aanvoegende wijs van afstaan
- ... dat men afsta.