afsnoepen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·snoe·pen
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af en snoepen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afsnoepen |
snoepte af |
afgesnoept |
zwak -t | volledig |
Werkwoord
afsnoepen
- overgankelijk iets waardevols stukje bij beetje wegnemen
- Hij heeft vandaag een puntje van de koploper afgesnoept.
Gangbaarheid
- Het woord afsnoepen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "afsnoepen" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 97 %