afsnellen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·snel·len
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van af bw en snellen ww
Werkwoord
afsnellen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
afsnellen |
snelde af |
afgesneld |
zwak -d | volledig |
- met grote snelheid naderen
Gangbaarheid
- Het woord afsnellen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afsnellen" herkend door:
46 % | van de Nederlanders; |
55 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron David Merken“Zulte Waregem aan de leiding na vlotte thuiswinst tegen Kortrijk” (22/04/2011), De Standaard
- ↑ Weblink bron md“Varela redt Portugal en falende Ronaldo tegen Denemarken” (13/06/2012), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 46 %
- Prevalentie Vlaanderen 55 %