afsluitdatum
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·sluit·da·tum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afsluitdatum | afsluitdatums afsluitdata |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de afsluitdatum m
- het tijdstip waarop een verbinding wordt verbroken
- (boekhouding) tijdstip waarop een balans wordt gesloten
- (juridisch) het tijdstip waarop een contract wordt gesloten
Gangbaarheid
- Het woord afsluitdatum staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.