afslager
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·sla·ger
Woordherkomst en -opbouw
- naamwoord van handeling van afslaan met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afslager | afslagers |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de afslager m
- iemand die de verkoop van goederen op een veiling regelt
Synoniemen
Vertalingen
1. veilingmeester
Gangbaarheid
- Het woord afslager staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afslager" herkend door:
36 % | van de Nederlanders; |
42 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ afslager op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be