afschrikwekkender

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·schrik·wek·ken·der

Bijvoeglijk naamwoord

afschrikwekkender

  1. onverbogen vorm van de vergrotende trap van afschrikwekkend
     Op zijn gezicht lag een vileine glimlach, waardoor het litteken op zijn linkerwang er nog afschrikwekkender uitzag. Hij voelde hoe de vermoeidheid aan zijn spieren begon te knagen.[1]

Verwijzingen