afschrikwekkender
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·schrik·wek·ken·der
Bijvoeglijk naamwoord
afschrikwekkender
- onverbogen vorm van de vergrotende trap van afschrikwekkend
- ▸ Op zijn gezicht lag een vileine glimlach, waardoor het litteken op zijn linkerwang er nog afschrikwekkender uitzag. Hij voelde hoe de vermoeidheid aan zijn spieren begon te knagen.[1]