afschermden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·scherm·den

Werkwoord

vervoeging van
afschermen

afschermden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afschermen
    • ...dat wij afschermden. 
    • ...dat jullie afschermden. 
    • ...dat zij afschermden.