afscheep
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·scheep
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afschepen |
afscheep
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afschepen
- ... dat ik afscheep.
Gangbaarheid
- Het woord afscheep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "afscheep" herkend door:
50 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be