afrit
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·rit
Woordherkomst en -opbouw
- helling waar men vanaf kan rijden[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afrit | afritten |
verkleinwoord | afritje | afritjes |
Zelfstandig naamwoord
afrit m
- (verkeer) een verkeersweg waarlangs men van een autoweg of autosnelweg af kan rijden
- Neem de eerste afrit links en ga vervolgens rechtdoor.
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. een verkeersweg waarlangs men naar beneden van een autoweg of autosnelweg af kan rijden
Gangbaarheid
- Het woord afrit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "afrit" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ afrit op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be