afrijzer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·rij·zer
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van afrijzen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | afrijzer | afrijzers |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de afrijzer m