afranselden
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: afranselden (hulp, bestand)
Woordafbreking
- af·ran·sel·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afranselen |
afranselden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afranselen
- ...dat wij afranselden.
- ...dat jullie afranselden.
- ...dat zij afranselden.
- ...dat wij afranselden.