afmeldden
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- af·meld·den
Werkwoord
vervoeging van |
---|
afmelden |
afmeldden
- (in een bijzin) meervoud verleden tijd van afmelden
- ...dat wij afmeldden.
- ...dat jullie afmeldden.
- ...dat zij afmeldden.
- ...dat wij afmeldden.