afmeet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • af·meet

Werkwoord

vervoeging van
afmeten

afmeet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmeten
    • ... dat ik afmeet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmeten
    • ... dat jij afmeet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afmeten
    • ... dat hij afmeet.